De juiste melkkannen zijn van roestvrijstaal en hebben een ‘buikje’ of zijn taps toelopend. Deze leveren het mooiste resultaat.
1. Stomen:
Gebruik bij voorkeur volle melk direct uit de koelkast met een temperatuur van circa 7 graden.
Vul het kannetje maximaal voor de helft met melk. Voor 1/3 vullen mag ook als je niet zoveel nodig hebt.
Laat eerst het condenswater uit je stoompijp ontsnappen, door de stoomkraan 1 tot 2 seconden helemaal open te draaien. Houd wel een doekje bij de stoompijp zodat er geen heet water op je handen komt.
Steek nu het stoomtipje ongeveer 2 cm in de melk en draai de stoomkraan helemaal open. Zorg dat de melk gaat ronddraaien.
Beweeg het kannetje langzaam naar beneden zodat de tip van het stoompijpje net aan de oppervlakte van de melk komt. Je hoort nu een sissend geluid. Je bent lucht in de melk aan het blazen. Omdat de melk omhoog komt blijf je langzaam met de melkkan zakken om aan de oppervlakte van de melk te blijven. Dit heet stretchen.
Dit blijf je doen tot de meter 25 graden aangeeft. Breng nu de melkkan omhoog tot de stoomtip
3 cm in de melk staat. Verwarm de melk tot de meter 60 graden* aangeeft. De melk moet tijdens het hele proces mooi gelijkmatig in beweging blijven.
Draai de stoomkraan dicht en zet je melkkan op het werkblad. Maak nu eerst met een vochtige doek de stoomtip schoon en blaas door de stoomkraan open te draaien de melk uit de stoomgaat- jes.
*De meter zal na het dichtdraaien van de stoomkraan doorlopen naar 65 graden.
2. Kloppen en walsen
Mochten er nog belletjes aan de oppervlakte verschijnen, klop dan met de melkkan op het werkblad. Als je nu ook de melk nog walst (ronddraait in zijn kan) dan kan het melkschuim nog mooier mengen. Je ziet nu dat de melk een mooie zijdeglans krijgt.